De beroepsmolenaars van vroeger waren in dienst van de waterschappen, zo ook de molenaars van de Kockengense molen. Ze hadden een hard bestaan. Ze moesten dag en nacht klaar staan.
Het waterschap legde instructies op. Een instructie van 1827: de molenaar mocht onder geen beding de molen verlaten als deze in het gemaal stond. Deed hij dat toch dan kostte hem dat een half jaar loon. Werd hij nogmaals betrapt, dan was hij zijn aanstelling kwijt.
Een vervanger was niet mogelijk, ook niet iemand van de familie. Als de molenaar ziek werd dan wezen de schout en poldermeesters een ander aan die door de molenaar betaald moest worden.
Roken was streng verboden. Een borreltje ook. Smeermiddelen voor de molen moest de molenaar zelf betalen. Als het eens een dagje niet waaide dan was de molenaar terug te vinden in het veld of op de kaden om molshopen dicht te trappen of op het water om te vissen en deze dan te verkopen.
Verder was de molenaar verplicht om klein onderhoud aan de molen te verrichten en zeilen te repareren.
Op de foto hiernaast de laatste beroepsmolenaar Piet Brandhorst.
Copyright © 2019 De Kockengense Molen - Alle rechten voorbehouden.
Martien van Balgooi - Judith Brandon, teksten en foto's.